De dieptegraad is afhankelijk van :
Sinds meer dan 30 jaar wordt de klassieke indeling in 3 graden vooropgesteld. Omwille van de therapeutische consequenties worden brandwonden tegenwoordig ook ingedeeld in oppervlakkig ("superficial"or "partial thickness") of diep ("full thickness"); de eerste genezen spontaan, de tweede vereisen chirurgische behandeling.
Toch blijkt het, zelfs voor ervaren brandwondenspecialisten, vaak moeilijk om definitief uitsluitsel te geven omtrent de diepte van de verbranding.
Bij verse brandwonden ziet men vaak een vloeiende overgang van oppervlakkig in de buitenste zones tot zeer diep centraal. In geval van infectie kan een oppervlakkige brandwonde tot een full thickness verbranding evolueren.
Een schatting van de diepte van de brandwonde gebeurt, na anamnese, vooral op basis van het klinisch aspect alsook via het testen van de gevoeligheid (pin-prick test) en de vasculariteit (refill-test) van de verbrande huid.
Met Laser Doppler Imaging (Fig. 2) waarbij de flux van de huiddoorbloeding nauwkeurig wordt geregistreerd, kan de dieptegraad van de brandwonde nog beter geobjectiveerd worden.
Tweedegraads brandwonde (dermale brandwonde):
Genezing:
Tenslotte dient te worden vermeld dat voor veel diepe brandwonden gaande tot in de spieren of tot op het bot soms de term vierdegraads brandwonde wordt gebruikt.
De uitgebreidheid of omvang van de brandwonde wordt uitgedrukt als het percentage van het totale lichaamsoppervlak dat tweede- of derdegraads verbrand is: het "% TBSA" (total body surface area).
Voor het vaststellen hiervan wordt, bij patiënten ouder dan 15 jaar, gebruik gemaakt van de zgn. "Regel van 9" van Wallace19. Het lichaam wordt hierbij ingedeeld in zones die 9% of een veelvoud van 9% van het lichaamsoppervlak innemen (Fig. 7).
Een gemakkelijke vuistregel is dat een handpalm (met de vingers bijeengehouden) overeenkomt met ongeveer 1% van het lichaamsoppervlak. Dit is uiteraard een ruwe schatting. Er bestaan echter nauwkeuriger formules en schema's waarbij het oppervlak van de verschillende lichaamsdelen wordt berekend in functie van de leeftijd.
Bij het kind is het hoofd relatief veel groter en kan het ten opzichte van de rest van het lichaam, b.v. op 1 jarige leeftijd, tot 19% van de TBSA bedragen.
Bij het registreren van de verbrande zones moet behalve de lokalisatie ook een onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende dieptegraden.
Fig. 8 toont aan hoe op een eenvoudige manier zowel de plaats als de diepte van de brandwonden kunnen aangeduid worden in het dossier.
De ernst en de prognose van een verbranding is voornamelijk afhankelijk van:
Vroeger kwamen enkel de uitgebreidheid van de brandwonden en de leeftijd van de patiënt in aanmerking: indien de leeftijd + % TBSA < 75 was, dan had de patiënt alle kansen om te overleven, was de som > 100 dan kwam de patiënt vrijwel zeker te overlijden en tussen 75 en 100 was de uitkomst onzeker.
Door de grote vooruitgang in de therapie van brandwonden-shock en in de infectiecontrole is de grens van overleving nu zelfs een stuk boven het cijfer 100 komen te liggen. Tegenwoordig blijkt vooral het al dan niet aanwezig zijn van een pulmonair letsel ("longverbranding") de bepalende factor te zijn bij de prognosebepaling. De mortaliteit bedraagt hier 20 tot zelfs 84%. De incidentie van inhalatieletsels bij patiënten met uitgebreide verbrandingen is ongeveer 30% (20).
Tobiasen J. (9) ontwikkelde daarom na statistische analyse een "brandwondenindex" waarbij leeftijd, geslacht, aanwezigheid van full thickness burn, inhalation injury en % TBSA in rekening gebracht worden. Elke factor krijgt een bepaalde numerieke score waarvan de som accuraat gecorreleerd is aan de overlevingskans.
Nog andere factoren kunnen een rol spelen bij de mortaliteit door brandwonden (18-20):
Woningbranden per jaar
Steun aan patiënten
Preventie workshops per jaar